Armeense Kwestie

Armeense kwestie De geschiedenis van de Armenen in de Ottomaanse rijk voert terug naar 1071, het jaar waarin de Armeniërs onder het gezag van de Sjeldjoeken kwamen. Hoewel de Armeniërs van veel vrijheid genoten onder de Sjeldjoeken, bereikte het pas zijn hoogtepunt onder het gezag van Fatih Sultan Mehmet, de Ottomaanse sultan die in 1453 Constantinopel had veroverd. Fatih Sultan Mehmet, had een verklaring afgegeven aan de Armeniërs dat de oprichting van de Armeense Patriarch mogelijk maakte. Dit betekende dat de Patriarch bevoegd was om geld te verzamelen, huwelijken te voltrekken en gevangenisstraffen uit te delen onder de Armeniërs. Tot het einde van de negentiende eeuw maakten de Armeniërs een gouden periode door. Ze waren vrijgesteld van dienstplicht en gedeeltelijk vrijgesteld van belasting. Ze vormden een welvarende laag van de bevolking. Ook hebben ze de kans gekregen om hoge functies te bekleden in handel, ambachten en zelfs in het bestuur van het Ottomaans rijk. - Nederland kl

Armeense kwestie 
De geschiedenis van de Armenen in de Ottomaanse rijk voert terug naar 1071, het jaar waarin de Armeniërs onder het gezag van de Sjeldjoeken kwamen. Hoewel de Armeniërs van veel vrijheid genoten onder de Sjeldjoeken, bereikte het pas zijn hoogtepunt onder het gezag van Fatih Sultan Mehmet, de Ottomaanse sultan die in 1453 Constantinopel had veroverd. Fatih Sultan Mehmet, had een verklaring afgegeven aan de Armeniërs dat de oprichting van de Armeense Patriarch mogelijk maakte. Dit betekende dat de Patriarch bevoegd was om geld te verzamelen, huwelijken te voltrekken en gevangenisstraffen uit te delen onder de Armeniërs. Tot het einde van de negentiende eeuw maakten de Armeniërs een gouden periode door. Ze waren vrijgesteld van dienstplicht en gedeeltelijk vrijgesteld van belasting. Ze vormden een welvarende laag van de bevolking. Ook hebben ze de kans gekregen om hoge functies te bekleden in handel, ambachten en zelfs in het bestuur van het Ottomaans rijk.

HET BEGIN
Het begin van de verslechtering van de Turks – Armeense relatie voert terug naar de tijd dat de Ottomaanse Rijk in staat van verval en al lang zijn glorietijd voorbij was. Ook voor andere minderheden binnen zijn eigen grenzen was het Ottomaanse rijk altijd erg tolerant geweest. Zo had het Ottomaanse rijk de joden die vluchten voor de Spaanse inquisitie met open armen ontvangen. In de vierhonderd jaar na hun “ontvangst” in het Ottomaanse rijk was de joodse gemeenschap gegroeid tot een welvarende laag van de bevolking. Het beleid van partiële autonomie verlenen aan minderheden zorgde ervoor dat het Ottomaanse rijk zeshonderd jaar staande kon blijven. Voor de westerse landen, die graag hun territoriale machten wilden uitbereiden, was de Ottomaanse Rijk tot dan toe altijd het grootste struikelblok geweest. Ze beseften erg goed dat de enige manier om het Ottomaanse rijk tot haar knieën te dwingen, om de minderheden die onder het gezag van het Ottomaanse rijk leefden zover te krijgen dat ze in opstand zouden komen tegen het Rijk.

ARMEENSE OPSTANDEN EN MASSASLACHTINGEN
De activiteiten op dit gebied werden al snel georganiseerd door middel van de consulaten en de vele missionaris scholen die toen in vele getallen opeerden in het oosten van het Rijk. De missionarisscholen die de hoop van het bekeren van de armenenen tot het protestants geloof verloren hadden werkten nu met volle macht om het nationalisme en revolutionisme tussen de Armenen aan te wakkeren. Deze activiteiten begonnen na enige tijd al hun vruchten af te werpen. De eerste opstand was in Erzurum in 1890, gevolgd door de Kumkapi manifestatie, Kayseri, Yozgat, Çorum , Merzifon, Sasoon opstanden, de Bab-i ali manifestatie, de Zeytun en Van opstanden, de bezetting van de Ottomaanse bank, de aanslag poging op Sultan Abdulhamit en de 1909 Adana opstand. Als gevolg van deze opstanden zijn er in 1914 tijdens de Zeytun opstand 100, tijdens de 1915 opstand 3000 en gedurende 1914-1915 Mus opstand ongeveer 20 000 Turken omgekomen door Armeense slachtingen.

DE EERSTE WERELD OORLOG
De ergste gevallen van massaslachtingen door toedoen van Armeniërs zijn gebeurt tijdens de eerste wereld oorlog. Tijdens deze periode hebben Armeniërs gespioneerd voor de Russen, niet gereageerd op en gevlucht voor de oproep van dienstplicht. Diegenen die zich wel hadden aangemeld zijn nadat ze de beschikking kregen over wapen overgestapt naar de Russen en massaal gecollaboreerd met de vijand. De Armeense guerrilla’s die nog aan het begin van de oorlog Turkse troepen aanvielen, hebben door aanvallen op Turkse dorpen veel toegebracht aan de civiele bevolking. Bijvoorbeeld is de bevolking van het dorpje Zeve gelegen in Van met man, vrouw, kinderen en bejaarden totaal afgeslacht door Armeniërs.

DE DEPORTATIE WET, DE TOEPASSING EN DE ZOGENAAMDE ARMEENSE GENOCIDE
Ondanks alle goede bedoelingen van het Ottomaanse Rijk, bleef het aantal Armeense gebeurtenissen, de aanvallen op weerloze vrouwen en kinderen stijgen. Ook moesten de strijdkrachten op verschillende fronten tegelijk vechten. Door al deze gebeurtenissen ontstond de noodzaak om het gebied achter de fronten veilig stellen om te voorkomen dat plaatselijke opstanden zouden leiden tot massale collaboraties met de vijand.

Met deze doel op het oog werden op 24 april alle Armeense comités gesloten en 2345 bestuursleden gearresteerd onder beschuldiging van activiteiten tegen de staat. De datum 24 april, dat Armeniërs elk jaar als de dag van herinnering van de Armeense genocide hanteren, heeft dus met deze gebeurtenis te maken en niet met de deportaties. De sluiting van de comités, de arrestatie van de bestuursleden en sommige terroristen heeft de situatie niet verbeterd maar juist verslechterd. De Ottomaanse overheid heeft als laatste humane oplossing besloten om op 27 mei 1915 een deportatie – en vestigingswet uit te brengen dat inhield dat de Armeense bevolking en de personen die tegen de staat hadden gespioneerd van het oorlogsgebied te deporteren naar en vestigen in gebieden ver buiten het oorlogsgebied.

Degenen die gedwongen moesten verhuizen, werden binnen de grenzen van het rijk naar Ordu-Kastamonu, Malatya-Maras, Diyarbakir-Urfa-Adana en Syrië-Irak gestuurd. Het staat met officiële staatsdocumenten vast dat tot eind oktober 1916 totaal 702 900 mensen gedwongen moesten verhuizen. Volgens officiële data was het aantal Armeniërs 1.234.671. Dit getal is volgens de Armeense Patriarch 2.5 miljoen, volgens de Armeense delegatie tijdens het verdrag van Lausanne 2.2 miljoen, volgens het Franse gele boek 1.5 miljoen, Volgens de Britannica 1.5 miljoen en volgens Engelse data 1 miljoen. Gezien de data hierboven gegeven data en het feit dat ten hoogste 700.000 mensen gedwongen moesten verhuizen, kan het nooit waar zijn dat, zoals de Armeniërs het beweren, 2 tot 3 miljoen Armeniërs zijn gestorven.

Sayfalar: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

Armeense kwestie De geschiedenis van de Armenen in de Ottomaanse rijk voert terug naar 1071, het jaar waarin de Armeniërs onder het gezag van de Sjeldjoeken kwamen. Hoewel de Armeniërs van veel vrijheid genoten onder de Sjeldjoeken, bereikte het pas zijn hoogtepunt onder het gezag van Fatih Sultan Mehmet, de Ottomaanse sultan die in 1453 Constantinopel had veroverd. Fatih Sultan Mehmet, had een verklaring afgegeven aan de Armeniërs dat de oprichting van de Armeense Patriarch mogelijk maakte. Dit betekende dat de Patriarch bevoegd was om geld te verzamelen, huwelijken te voltrekken en gevangenisstraffen uit te delen onder de Armeniërs. Tot het einde van de negentiende eeuw maakten de Armeniërs een gouden periode door. Ze waren vrijgesteld van dienstplicht en gedeeltelijk vrijgesteld van belasting. Ze vormden een welvarende laag van de bevolking. Ook hebben ze de kans gekregen om hoge functies te bekleden in handel, ambachten en zelfs in het bestuur van het Ottomaans rijk. - ermeni terror

Yorumlar

Bir yanıt yazın

E-posta adresiniz yayınlanmayacak. Gerekli alanlar * ile işaretlenmişlerdir